De meeste populaire Ted Talk aller tijden is “Doden scholen creativiteit?” van Ken Robinson. In zijn talk geeft hij een duidelijk “ja” als antwoord op deze vraag. In totaal 25 (Ted) talks over onderwijs beschrijven in mijn ogen twee situaties:

1. Waar we ons nu in bevinden en zo spoedig mogelijk VAN weg willen
2. Waar we NAAR toe willen.

Hierbij uit deze 25 talks mijn belangrijkste inzichten, zoveel als mogelijk geformuleerd in de woorden van de sprekers:

VAN: Een fabricage model, dat draait om het vullen van houten vaten met kennis en het weer legen daarvan bij een tentamen. Waarbij kwaliteit, net als bij de McDonalds, bestaat uit altijd dezelfde hamburger en vastligt in standaardisaties en procedures. En studenten die leren, bezig zijn als met de meeste diëten: na een korte inspanning keren ze weer terug op het oude gewicht.
NAAR: Een landbouwmodel, waar de school bij studenten het houten vat in vuur en vlam zet en de school een veilige, rijke en vruchtbare omgeving is waaronder studenten kunnen ‘vlammen’. En waar kwaliteit ontstaat door systeem van totale transparantie waarin alle belanghebbenden mee kunnen kijken en hun oordeel kunnen geven over inspanningen van zowel studenten, docenten als onderzoekers.

VAN: Een onderwijssysteem waarbij standaardisaties, procedures, roosters en een vaststaand curriculum centraal staan en dat blind lijkt voor de diversiteit van studenten en hun talenten. Waarbij studenten grotendeels passief zitten op stoelen in klassen op momenten dat een docent tijd heeft en er een lokaal beschikbaar is, maar waarbij studenten vaak niet aanwezig zijn, opletten of op dat moment iets willen of kunnen leren, omdat studeren anno 2018 als druk en duur kan worden ervaren.
NAAR: Onderwijs waarbij vastberadenheid de nieuwe intelligentie is en de gemotiveerde student het vertrekpunt is. En die door school vooral wordt aangemoedigd om bezig en nieuwsgierig te blijven en de juiste vragen te stellen. Die vooral vastberaden is en hard werkt om kennis en vaardigheden aan te leren. En die hiermee met vallen, opstaan en veel oefenen, in de veilige en ondersteunende omgeving van een school, aan oplossen van maatschappelijke of commerciële problemen een bijdrage probeert te leveren, met als doel om uiteindelijk van die bijdrage, in de vorm van een inkomen, te kunnen leven.

VAN: Lessen en projecten in grotendeels te grote groepen, waarbij de inbreng in de groep erg kan verschillen, maar waarbij ieder groepslid wel exact hetzelfde aantal studiepunten krijgt. En waarbij een 5.5 voor het krijgen van studiepunten al een goed resultaat is, alsof het in de praktijk ook goed en voldoende is, als je bij fietsen alleen rechtsaf kunt slaan. Waarbij studenten grotendeels slechts vier keer per jaar d.m.v. een formele toets inzicht krijgen in hun niveau. En docenten nauwelijks inzicht hebben in de effectiviteit van hun inspanningen op iedere individuele student, en in hoeverre er een verschil is tussen het niveau van de student aan de start van de module en het niveau aan het eind.
NAAR: Voortdurend toetsen en oefenen, met hoofdzakelijk het stellen van een diagnose als doel, zodat studenten en docenten continue individueel feedback krijgen over wat goed gaat en wat niet, om vervolgens te kunnen focussen op wat nog niet goed gaat om hiermee meesterschap te kunnen bereiken bij alle studenten. Waarbij we ons realiseren dat leren juist gericht is op wat nog onvoldoende ontwikkeld is en hierdoor per definitie niet comfortabel is, maar dat meesterschap uiteindelijk wel meesterlijk aanvoelt.

De talks benadrukken verder dat kennis, meer dan ooit in de geschiedenis, via internet gratis en toegankelijk is voor iedereen. Het is dé plek waar je de laatste kennis kunt vinden en opdoen via de beste docenten en experts ter wereld, maar ook steeds meer via ‘peers’. Deze kennis wordt op diverse wijzen aangeboden: tekst, video, fora, etc.. Bovendien kun je het tot je nemen in je eigen tempo en waar en wanneer het jou het beste uitkomt. De functie van een school als de verspreider van kennis lijkt echter nog steeds het gangbare onderwijsparadigma. Waarbij scholen kennis ook nog eens buitengewoon inefficiënt overdragen via docenten in roosters aan klassen vol met studenten met weinig tijd voor de individuele student.

De talks geven ook aan dat een school van studenten een ‘growth mindset’ zou moeten verwachten, in de overtuiging dat uitmuntendheid het resultaat is van talent, maar vooral ook van hard werken en vastberadenheid. Om te komen van decadentie naar uitmuntendheid, omdat excellentie een gewoonte is en geen eenmalige daad of gave. Waarbij we ons moeten realiseren dat de overgang naar een nieuw paradigma, net als bij de diagnose van een dodelijke ziekte, gaat via ontkenning, woede, onderhandeling en acceptatie. Hierdoor kan het veranderen van een onderwijsorganisatie aanvoelen als het verhuizen van een begraafplaats: je kunt niet verwachten dat de betrokkenen er aan meewerken. Maar het alternatief, om de dingen te blijven doen op een inefficiënte manier, die we wel allemaal zo goed kennen en daarom zo veilig en goed aanvoelt, is de meest onverstandige manier om vorm te geven aan onze toekomst. Scholen moeten studenten bevrijden en gaan helpen om optimaal gebruik te maken van het internet en van innovatieve tools om een leven lang te blijven leren in deze continue en steeds sneller veranderende wereld.